Wat is groepsdynamica?

'Groepsdynamica gaat over de processen die zich in een groep kunnen afspelen en hoe je die processen kunt beïnvloeden.' 
Belangrijk zijn de context van de groep en de wederzijdse beïnvloeding.' (redactie wij-leren.nl, 2018)

In de klas wordt gebruik gemaakt van groepsdynamica om de vorming van een goede groepssfeer te bevorderen. De leerkracht speelt hierin een belangrijke rol. De groepssfeer heeft invloed op de leerprestaties van leerlingen en is een bouwsteen van effectief onderwijs. Pas wanneer een leerling zich prettig voelt in de groep kan hij tot leren komen. 

 

Er zijn verschillende modellen en manieren om groepsprocessen te beschrijven. Een van de bekendere modellen is het basismodel van Tuckman (2007) dat de groepsontwikkeling onderscheidt in 5 fasen:

  • Forming: mensen in een groep nemen een afwachtende, verkennende houding aan
  • Storming: er wordt een positie ingenomen, dit kan discussies opleveren
  • Norming: expliciete of impliciete regels worden vastgesteld binnen de groep
  • Performing: er ontstaat een gemeenschappelijk doel
  • Adjourning: het proces wordt afgesloten, de groep valt weer uiteen

Wanneer je als leerkracht bewust bent van de groepsdynamiek kan je de samenwerking in de groep bevorderen. Wanneer sommige processen niet goed verlopen kan je als leerkracht invloed uitoefenen en de groep bijsturen. 

 

Wat is de rol van de leerkracht in dit proces?

Castelijns en Stevens (1996) onderscheiden drie voorwaarden voor het welbevinden van kinderen: competentie, relatie en autonomie. Als het klimaat in de klas aan deze behoeften tegemoetkomt, ontwikkelen kinderen een actieve, gemotiveerde leerhouding. 

Competentie gaat over het eigen kunnen en het plezier dat daarin te beleven valt. Ieder mens voelt de natuurlijke behoefte iets voor elkaar te kunnen krijgen, begrijpen of veranderen. Leerlingen laten graag zien dat ze iets kunnen en dat ze dus competent zijn. Dat versterkt hun zelfvertrouwen. De leerkracht moet leerlingen hier de mogelijkheid voor geven. 

Relatie is een hele belangrijke voorwaarde als we het hebben over de groepsontwikkeling. De behoefte aan relatie bij kinderen houdt vooral in dat ze zich in een omgeving willen bevinden waar anderen beschikbaar zijn als het nodig is. Dan voelen ze zich veilig en vertrouwd. Om een goede groepssfeer in de klas te creëren, moet er dus een goede relatie zijn tussen de leerlingen en de leerkracht. Pas dan durven kinderen ook  andere kinderen uit de groep te vragen voor ondersteuning en kunnen ze anderen helpen en troosten. Förrer (2009)  noemt het de behoefte om jezelf te kunnen zijn, zonder dat je risico loopt dat je wordt uitgelachen of veroordeeld. Als de leerkracht boos op je is, weet je dat die jou niet afwijst, maar dat het een terechtwijzing of correctie is van je gedrag. 

De behoefte aan autonomie is de derde basisbehoefte. Kinderen willen graag "Zelf doen!". Mensen hebben behoefte aan onafhankelijkheid van anderen en willen zelf kunnen handelen. Zelfstandigheid geeft leerlingen voldoening en het vertrouwen in hun eigen kunnen. De leerkracht geeft taken die kinderen zelfstandig uit kunnen voeren om de zelfstandigheid te bevorderen. 

 

Terugkoppeling casus 

Algra (2009) drukt leerkrachten op het hart geen buitenbeentje van een (hoog)begaafd kind te maken. Een volgzaam, hardwerkend, goed presterend kind komt apart te staan als de leraar zijn werk en gedrag als voorbeeld voorhoudt aan de rest van de klas. Dit werkt pesten in de hand. Het (hoog)begaafde kind wil bij de groep horen en zal dat 'voorbeeldige' gedrag laten varen. Benadruk niet het verschil in intelligentie door het kind privileges te geven waar anderen jaloers op worden. Verrijkingsstof is geen privilege, maar passend onderwijs. 'Iets voor jezelf mogen doen' omdat je altijd veel eerder klaar bent dan de rest is wel een privilege. 

Ik heb bij dit stukje theorie niet een concreet voorbeeld maar vertel graag vanuit mijn algehele ervaring met Milou en mijn eigen handelen. Milou is een meisje dat hard kan werken wanneer ze uitgedaagd wordt. Deze goede werkhouding heeft ze niet wanneer ze zich verveelt. Opvallend is dat ze werkgerelateerd best goed binnen de groep ligt maar op sociaal gebied niet. Dit stukje theorie geeft mij een verheldering op mijn eigen handelen omtrent Milou. Ik gebruik haar werk namelijk wel eens als voorbeeld voor andere kinderen. Milou is vaak eerder klaar dan de rest en mag dan soms iets voor zichzelf doen. Het voorbeeldige gedrag dat ze soms kan laten zien, zie ik heel erg vaak juist niet. Ik vermoed dat ik hierin mijn handelen beter had kunnen afstemmen en met de kennis van nu zou ik dat in het vervolg ook anders aanpakken. Dit benadrukt voor mij weer hoe belangrijk het is dat leerkrachten verstand hebben van hoe ze om moeten gaan met kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong of (hoog)begaafdheid. 

Maak jouw eigen website met JouwWeb